“No Worries?”
“No Worries?”, dat is de titel van het rapport dat recent gepubliceerd werd door SEO naar aanleiding van het door dit bureau uitgevoerde verdiepende onderzoek in opdracht van het Ministerie van SZW naar de naleving van de Wet op de ondernemingsraden. Uit het eerder door SEO uitgevoerde onderzoek, waarvan het rapport eind vorig jaar al verscheen, was gebleken dat 31% van de organisaties die volgens de Wet op de ondernemingsraden verplicht zijn om een OR in te stellen, dat niet gedaan hebben. En 31%, dat is bijna een derde van het totaal! Alle reden dus om hier verder onderzoek naar te doen.
Het rapport heet dus “No worries?”. Inderdaad, met een vraagteken. En dat lijkt mij volkomen terecht. Sterker nog, dat vraagteken zou je, in mijn ogen, moeten zien als een understatement. Want als we kijken naar de redenen die ondernemers geven voor het feit dat zij geen OR instellen en in veel gevallen zelfs niet wíllen instellen, dan slaat de schrik mij toch een beetje om het hart. Ik dacht namelijk dat we qua ontwikkeling op het gebied van arbeidsverhoudingen in Nederland anno 2024 al wel een stapje verder waren dan waar een deel van deze 31% van de ondernemers met meer dan 50 werknemers – dus niet de eerste beste werkgevers! – op dit moment nog staat.
Als we de argumenten die deze ondernemers aanhalen grofweg zouden moeten indelen, dan zijn deze deels terug te voeren op:
- een behoorlijke, soms schaamteloze, onderschatting van de kennis en kunde van hun medewerkers: als
argument wordt door meerdere ondernemers aangehaald dat zij ervan uitgaan dat hun medewerkers niet de capaciteiten hebben om als serieuze gesprekspartner in een OR te kunnen opereren. - het miskennen van de behoeften en wensen van hun medewerkers: veel ondernemers geven aan dat het juist de medewerkers zijn die geen behoefte hebben aan inspraak en medezeggenschap, terwijl uit andere onderzoeken juist het tegendeel blijkt.
- de overtuiging dat, kijkend naar het vorige argument, er onvoldoende kandidaten zullen zijn om een OR te vullen: dit terwijl er in veel van dit soort ondernemingen – zo blijkt uit het onderzoek – ook nog steeds direct of indirect gewaarschuwd wordt voor de gevolgen van de oprichting van of toetreding tot een OR. Dit kan negatieve invloed hebben op carrièreperspectieven en de beoordelingsresultaten. Bovendien wordt het medewerkers in veel organisaties door de werkdruk en het niet compenseren van de inzet voor een OR bijna onmogelijk gemaakt om OR-lid te zijn.
- de overtuiging dat een OR alleen maar duur en tijdrovend is en dus juist contraproductief werkt: een OR moet immers overleggen, de achterban raadplegen, zichzelf via training en opleiding bekwamen en kan als klap op de vuurpijl ook nog (externe) deskundigen inschakelen. Zoals gezegd: duur, tijdrovend en vooral lastig!
Wat ik mij, na lezing van dit rapport afvraag is: wat hebben dit soort ondernemers in de afgelopen 74 jaar – zo lang bestaat de Wet op de ondernemingsraden al – gemist? Waar zijn zij het contact met hun medewerkers kwijtgeraakt? Maar belangrijker nog de vraag: hoe brengen we deze ondernemers tot inkeer? Hoe zorgen we ervoor dat zij de inbreng van hun medewerkers juist gaan waarderen? Moeten medewerkers dat doen? Of bureaus als het onze? Of mogen we bijvoorbeeld ook van brancheverenigingen en werkgeversorganisaties iets verwachten? Dat ze hun verantwoordelijkheid pakken en een lobby starten om ook verstokte doemdenkende leden ervan te overtuigen dat hun beslissingen door de invloed van een OR beter worden, dat ze de betrokkenheid van medewerkers kunnen verhogen door een OR in te stellen en dat ze ook eens wat anders te horen krijgen dan de naar-de-mond-praterij van het middenkader, als ze medewerkers serieus de ruimte bieden om hun meningen te geven. Enkel een wettelijke verplichting blijkt immers niet te helpen.
Kortom, “no worries?” Nee, wel degelijk “worries!” Of beter nog: tijd voor actie!